vrijdag 17 oktober 2008

"Hedwig B. van de Commissie" bezwoer de geesten

In de prehistorie, tussen 1970 en 1975, heb ik enige jaren voor de uitgeverij van de Europese Commissie te Luxemburg gewerkt, zowel in die stad ten kantore als in andere landen bij uitgevers van boeken en of kranten, dan wel een combinatie daarvan, ten einde aldaar redactioneel noodzakelijke werkzaamheden te verrichten in en om projecten, die door de uitgeverijen in kwestie werden gerealiseerd in opdracht van 'Luxemburg'.
Dat soort leven had wel een nadeel, aangezien ik geruime tijd van de contractperiodes uit koffers leefde in hotels en/of pensions, maar daartegenover stond het grote voordeel dat ik in die buitenlandse steden het cultuurleven kon meepikken.
Zulke dienstreizen werden voorbereid door ene Hedwig B., die de Planning deed. Ze was een tamelijk buitenissig wezen, hetgeen uit tal van erg dwaze en, mijns inziens hier en daar zelfs criminele, handelingen bleek. Dat ze in haar kantoor met de rug naar de deur zat, opdat ze via een vergrotende scheerspiegel op haar bureau de boze geesten kon bezweren die van de gelegenheid gebruik maakten om mee haar kamer binnen te komen — à la bonheur, maar dat ze
de boze geesten in een elektrische schrijfmachine meende te kunnen bezweren door een schoteltje water daarover uit te storten, wordt al wat wonderlijker. Toch had ze wel gevoel voor proporties, want in het kader van zo'n exaltatie-moment werd de grote kopieerstraat geblust met een hele emmer water. Dat zou de boze geesten wel leren!
In de lift van het appartementsgebouw waar we tot eind 1973 waren gevestigd, waren met een ring op de roodachtig geverfde wanden SS-runes en swastika's ingekrast; de 'oude freule' Dorothee vertelde me, toen ik eens samen met haar in de lift stond en er een opmerking over maakte, dat zij zelf had gezien hoe HB dat had gedaan, en toen zij haar daarop had aangesproken, zou de daderes openlijk hebben verklaard dat de enige goede tijd die Europa in 'deze eeuw' had gekend, de Hitlertijd was, en dat we daaraan dagelijks dienden te worden herinnerd. Het ging volgens mij aardig veel te ver om ongesactioneerd te blijven. Toch gebeurde er niets. In het gebouw waar de uitgeverij vanaf januari 1974 was gevestigd, waren de liften voorzien van wanden uit lichtmetaal, dat krasbestendig was.
Doch dat was nog lang niet alles: Hedwig B. was behept met een conglomeraat van geestelijke defecttoestanden, en of die nu op endogene dan wel op exogene grondslag waren, weet ik niet — ik heb elk contact met haar al die tijd kunnen mijden.
Wel moet ze iets van enkele heren in de 'hogere echelons' hebben geweten, aangezien deze onmiddellijk kwamen aangerend toen bekend werd dat ze zich in de kamer met de kopieerstraat had opgesloten. De grote baas van de gehele uitgeverij en de chef van de verdieping Éditions lagen beiden op de knieën in de gang op de deur van de kopieerkamer te bonzen: "Hedwig, bitte komm raus . . . . . mach doch keine Geschichten."
Het liep weer met een sisser af, en dat gaf onze eigen nazi-dame de gelegenheid zich elders en nog weer anders te manifesteren. In de gehele staat Luxemburg waren in die dagen slechts twee kilometer autosnelweg, die vanaf een kruispunt aan de rand van het centrum van de stad naar buiten liepen, onder meer langs de 'wolkenkrabber' van het Europese Parlement en andere gebouwen behorende tot de Institutions européennes.
Na een middagmaal in het centrum begaf Hedwig B. zich ook vanaf dat kruispunt richting Plateau de Kirchberg. Al direct werd ze door een andere auto ingehaald. Dat vormde aanleiding voor het geven van plankgas. Binnen luttele seconden was Hedwig B. weer degene die voorop reed. Iets verderop zette ze haar voiture stil, ging midden op de weg staan en maakte verkeersagent-gebaren. De verbijsterde andere weggebruiker draaide het raampje naar beneden en kreeg te horen: "Ik ben Hedwig B. van de Europese Commissie en ik word op de autosnelweg niet ingehaald."

Geen opmerkingen: