zondag 3 februari 2008

Meneer Da Costa uit Bedum, een nieuwe en altijd opnieuw extra late, donderdagse boekenklant

Het is inmiddels alweer bijna een halve eeuw geleden, om exact te zijn 45 jaar, in de tijd dat ik net was begonnen dagelijks om negen uur de kleurrijke en veelzijdige, niet al te grote boekwinkel te openen en om zes uur te sluiten.
De tamelijk forse man kwam de eerste keer op een donderdagavond nog snel binnen toen ik net de laatste klant had geholpen en deze de winkel verliet. Engelse pockets zocht hij. Na ongeveer twintig minuten kwam hij met tien aanzetten, waarvoor hij tezamen vijf gulden moest neertellen.
Vanaf die donderdag kwam hij iedere week weer, steeds op het laatste moment. Een enkele keer kwam hij ook op zaterdagochtend en dan nam hij echt ruim de tijd om zo goed moelijk aan zijn boekenwensen te voldoen. Eén donderdagavond kwam hij nog de winkel binnen op het moment dat ik de jas al aan had en net de grote schakelaar voor het avond- en nachtlicht zou 'omgooien'. Toen vond ik het nodig hem te vragen om in het vervolg wat vroeger te komen. Dat ging echter niet. Hij woonde in Bedum, op bijna tien kilometer afstand van onze winkel, kwam om half zes thuis van zijn werk en haastte zich dan op zijn bromfiets richting Stad. Juist deze dag stond er een felle wind en hij had de pech dat hij daar tegenin moest.

Doordat de oudere collega, die de man overigens zelden trof, aangezien hij veel vroeger naar huis ging dan ik — hij woonde vooral buiten de Stad en wilde zoveel mogelijk voor de grote stroom aan zijn — en ikzelf best begrip voor zo'n situatie hadden en de man altijd weer met een stapel boeken vertrok, wilden we geen spelbrekers zijn.
Kort daarna kwam hij eens bij het afrekenen tot de conclusie dat hij in de haast zijn portemonnee thuis had laten liggen. Toch wilde hij, als fervent lezer, graag de boeken mee hebben. "Mijn naam is Da Costa," zei hij. Die dag waren de collega en ik beiden in de zaak, en uit één mond vroegen we:
"Nog familie?"
Hij keek verbaasd-stralend.
"Hij was mijn overgrootvader," zei hij. "In uw vak is de naam natuurlijk wel een begrip, maar verder is er nu toch bijna niemand meer die weet wie hij was. Ik ken zelf nog wel diverse van zijn gedichten uit mijn hoofd."
Ik keek de man eens goed aan en concludeerde dat hij wel enige gelijkenis met de ooit grote vaderlandse dichter vertoonde. Hij knikte instemmend en meldde dat hij dat veel vaker te horen gekregen had.

Korte tijd daarna kwam hij ook nog weer op een zaterdagochtend. Bij mij zat een buurman van enkele deuren verder, de eigenaar van de kantoormachinehandel aldaar. De beide heren begroetten elkaar opgetogen, spraken nog wat over een schrijfmachine en ook over algemeenheden. Daarna ging de achterkleinzoon weer op zoek in de relatief grote hoeveelheid Engelse pockets. Nadat hij was vertrokken, vertelde de buurman dat hij enige tijd daarvoor een schrijfmachine bij deze Da Costa in Bedum had afgeleverd.
"Een heel bijzondere man. Je zou hem eens moeten bezoeken. Hij zal dat zeker op prijs stellen en voor iemand met jouw vak is het een fascinerende belevenis, dat geef ik je op een briefje. Hj heeft zijn hele ruimte vol met stapels boeken, en op de tafel waar hij zit te lezen, liggen zijn nieuwste aanwinsten. Hij leest veel en er is nauwelijks of geen plaats voor iets anders dan boeken. Hij moet aan diezelde tafel eten. Als het zover is, trekt hij zijn enorme pendellamp naar beneden. Daar heeft hij de benodigdheden bovenop liggen: een kaasstolp, een boterpot, mes en vork, kop en schotel en een verpakt brood. Boeken vormen zijn voornaamste voedsel, als je het mij vraagt."
Een tijdlang bleef de toch al wat oudere, jonge Da Costa op donderdagavond net voor sluitingstijd komen. Plotseling kwam er een einde aan die routine, en hebben we hem nooit meer gezien. De buurman van de kantoormachines kon ons evenmin nader inlichten.