woensdag 6 augustus 2008

Een Tachtiger en diens onbekendheid in de wereld der lezers in de tweede helft van de 20ste eeuw

Advertentieleed
Mijn anderhalve generatie oudere collega JB bedacht in 1964 weer eens een stunt voor de advertentie in het stedelijke huis-aan-huisblad met een toenmalige monopoliestatus. De acquisiteur, een rustige, sympathieke man die echter niet kon worden beschuldigd het buskruit of iets soortgelijks te hebben ontdekt, kwam met enige regelmaat even een praatje maken, om op die manier het waakvlammetje onzer belangstelling flakkerende te houden. Hij kon goed praten en hij kon evenzeer luisteren, maar niet elke grap begreep hij. Tweemaal per jaar kon dezelfde 'grap' als deze niet beide keren van dezelfde persoon kwam. Dus vertelden JB en ik, ieder afwisselend, eens per jaar dat het niet gekker moest worden "met die krant". — "Meneer D, als dat nu zo verdergaat, zeg ik mijn abonnement op uw krant op." Meneer D rechtte dan altijd zijn schouders en keek heel plechtig als hij ons van een onmiskenbaar feit op de hoogte stelde, met vanzelfsprekend in de analen opgenomen woorden: "Wij kennen het systeem van abonnees niet."
Een feit overigens dat op vele van — ik denk zelfs al — die bladen in ons land en elders van toepassing was.

Enfin, JB die een grote voorliefde koesterde voor de schrijfsels van de Tachtigers — welke reeds toen grotendeels waren vergeten — wilde wel eens zien hoeveel mensen de twee navolgende dichtregels konden thuisbrengen:

"Zoals de vlam het hout mint dat zij verteert
Zo minde God mij die mijn vlees verteerde"

Dit liet hij zo in de advertentie opnemen met de toevoeging dat de eerste die op de dag na verschijnen van de huis-aan-huiskrant met de juiste naam van de dichter kwam, voor tien gulden aan boeken mocht uitzoeken.
Het bleef op die bewuste donderdag in de jaren zestig van de vorige eeuw op het punt van de Tachtigers heel stil in onze winkel. Om twee minuten vóór zes stonden we al bij de voordeur om deze af te sluiten, toen er iemand op een luxe fiets met nog glimmende trommelremmen het portiek in kwam, zijn tweewieler tegen de etalageruit plaatste, en vervolgens geheel buiten adem de winkel binnenstapte.
"Is het Homerus misschien?" kon hij nog net uitbrengen voordat hij verder naar lucht hapte.
"Neen," antwoordden JB en ik uit één mond.
"Had ik dat nu maar geweten," zuchtte de man, "dan had ik me niet helemaal uit Haren een ongeluk hoeven te trappen om hier nog voor zessen aan te komen."
JB vroeg toen of de man nog wilde weten van wie de bewuste tekst was. — Ja, dat wel.
"Van Hein Boeken."
"Nooit van gehoord," sprak de man teleurgesteld.
__________
Hein Boeken (1861-1933) schreef boven de twee bewuste regels de cursieve regel:

De blinde en melaatse Violane spreekt:

Zoals de vlam het hout mint dat zij verteert
Zo minde God mij die mijn vlees verteerde
En mij in d'oogen van dien man verneerde
Die tot zijn liefste zoet mij had begeerd
___________
Foto: Hein Boeken te Ede; portret door Willem Witsen. (Collectie Prentenkabinet/Studie en Documentatie Centrum voor Fotografie (SDCF), Universiteit Leiden, inv.nr. E.149 .)

Geen opmerkingen: